Geschiedenis

Hoe oud is de markt?

Paardenjaarmarkt-11De markt bestaat zeer waarschijnlijk al langer dan 500 jaar. In 1461 wordt ze voor het eerst in oude documenten genoemd. Toen verzocht de Culemborgse pastoor, die tijdens de Beusichemse marktweek beslag had weten te leggen op de beroemde prediker Pater Johannes Brugman, aan de Beusichemse kerkelijke en wereldlijke autoriteiten om de markt uit te stellen.
Waarom vroeg die Culemborgse pastoor dat? Hij vreesde, dat zijn parochianen, in plaats van naar pater Brugman te gaan luisteren, naar de Beusichemse paardenmarkt zouden gaan. Dit waren ze eigenlijk verplicht. Beusichem, dat boven Culemborg stond, had nl. toestemming gegeven om in Culemborg een kerk te bouwen. Daar werd, al was ze in 1461 al ontkracht, de bepaling aan verbonden, dat de Culemborgers bij de naamdagviering van de Beusichemse hoofdkerk, die aan Johannes de Doper was gewijd, de processie zouden bijwonen. Dit was dus met St. Jan.
Wij weten dat uit de kerkmis, kermis en jaarmarkt ontstonden. Zonder zich in al die bepalingen te verdiepen gingen de Culemborgers graag naar de Beusichemse kerkfeesten toe. We begrijpen nu het verzoek van de Culemborgse pastoor uit die dagen. Het werd echter door de Beusichemse autoriteiten van de hand gewezen. Zij konden ook niet anders doen. De markt had toen reeds een internationale reputatie en duurde enige weken. Met de gebrekkige berichtgeving van die tijd kon men nooit alle belangstellenden op tijd bereiken. Bovendien zal hun koopmansinstinct hun wel verteld hebben, dat uitstel verlies betekende.

 

De markt vroeger

Er kwamen toen tal van buitenlanders zoals Duitsers, Zwitsers, Fransen, Russen en de uit Spanje verdreven Arabieren. De Russen bleken uitstekende paardenkenners te zijn. Onze dorpsgenoten deden vaak dienst als paardendrijvers naar vreemde landen. Toen ontstonden Franse bijnamen genoemd naar de grote paardenhandelaars, Pierot en Hubert. Zeker is het, dat gedurende de markt verschillende tolken aanwezig waren om de koop en verkoop te regelen. Tevens was er een bijkantoor van een bekende bankinstelling, waar vreemde valuta kon worden ingewisseld. De huizen rond het marktplein werden zo gebouwd,dat de bewoners zoveel mogelijk profijt konden trekken van de paardenmarkt. Lange gevels, ruime gelagkamers en zwaargebalkte zolderingen omdat hierop tijdens de kermisweken veel gedanst werd. Elk huis was gedurende die weken herberg. Natuurlijk had elke herberg een naam: De Roskam, de Oranjeboom, de IJzeren Pot, de Zwaan, de Engel, de Valk, de Drie Kamizolen.

Behalve de herbergiers deden ook de bakkers goede zaken. Vooral met hun kermiskoek en kadetjes met rozijnen, de zogenaamde kontekloppers. 
Het zal wel overdreven zijn, maar er werd verteld, dat de Beusichemse zakenmensen zoveel aan de paardenmarkt verdienden, dat ze het hele jaar niet meer hoefden te werken. Maar het is wel een feit, dat de meeste betalingen op of kort na de markt werden gedaan. De Amsterdamsche Brandwaarborg Mij hield altijd kort na de markt zitting tot het innen van de verzekeringspremies. Dan zat er geld onder de mensen.

 

Grote drukte

Paardenjaarmarkt-3-Piet-van-Beusekom-1935Zo groot was de belangstelling voor de markt, dat de huizen rond het marktplein de vele logeergasten niet konden bergen. Veel vreemdelingen namen dan in de omliggende dorpen hun intrek. Ze zorgden er voor 's morgens al vroeg op de markt aanwezig te zijn. Ook toen had blijkbaar de morgenstond al goud in de mond.
De Stichtse of Bergse boeren overnachtten meestal in hun huifkarren. Ze aten veel brood met dik spek. De aanwezigheid van soms talrijke zigeuners bevorderde niet altijd de marktvrede. Zonder aan de waarheid te kort te doen kunnen we zeggen, dat gedurende de weken dat de markt duurde, duizenden paarden werden aangevoerd. Tijdens de in operatie zijnde slag bij Waterloo in 1815 floreerden de voormarkten geweldig. Maar toen bekend werd, dat Napoleon op 18 juni definitief verslagen was, zakte de markt ineen.
Natuurlijk moesten die boeren en kooplui die paarden aanvoerden, voor deze dieren marktgeld betalen. Het gemeentebestuur liet heel vroeger deze marktgelden, die wel eens fl. 600,- opbrachten, innen door tolgaarders. Die verdienden 1'1,en een borrel per dag. Die fl. 600,-van toen had zeker zoveel waarde als nu fl. 6000,-. Later werd "de tol" verpacht aan de meestbiedende. 
Zagen we reeds dat de herbergiers en de bakkers flink aan de markt verdienden, ook sommige boeren deden dat. Zij legden speciaal voor de markt klavervelden aan. Honderden paarden bleven immers dagen in Beusichem en hadden dus heel wat voedsel nodig. De boeren verkochten dan hun klaver aan de kooplieden.
Het is te begrijpen dat bij al die drukte onze dorpsgenoten gedurende enkele weken bijna niet uit de kleren kwamen. Daarom wilden zij zich na afloop van de markt ook wel eens ontspannen en vierden zij na de schapenmarkt hun "schappieskermis".

 

De markt thans

Door het steeds voortschrijdend mechanisatieproces is de markt uiteraard niet meer wat ze vroeger was. Wat toen weken duurde, speelt zich thans in enkele uren af.
Een Marktcommissie tracht door het houden van keuringen met daaraan verbonden premies, de markt in stand te houden.
Als "familiedag" is de markt behouden gebleven. Van heinde en ver komen familieleden, kennissen en vrienden op de dag van de markt naar Beusichem om nog eens gezellig bij elkaar te zijn. Het vermaak concentreert zich nog steeds rondom de markt met de kermis, braderie en de feesttent. 
De oude markt is er niet meer, maar dankzij de inzet van de plaatselijke bevolking is de paardenmarkt tegenwoordig nog steeds een jaarlijks terugkerend evenement met een knipoog naar vroegere tijden.